Je bekijkt nu Ontslag op staande voet ten onrechte gegeven

Ontslag op staande voet ten onrechte gegeven

  • Berichtcategorie:Arbeidsrecht

Een ontslag op staande voet is alleen rechtsgeldig als er een dringende reden voor het ontslag is. Het ontslag dient onder opgave van de dringende reden onverwijld te worden gegeven. Een werknemer kan zijn ontslag op staande voet aanvechten bij de kantonrechter. De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen.

Een werknemer is op staande voet ontslagen omdat hij zou hebben ingebroken in het bedrijfspand van zijn werkgever. De werknemer heeft het ontslag aangevochten, omdat de vereiste dringende reden ontbrak. De werknemer is op de avond voor zijn ontslag op staande voet na werktijd het bedrijfspand binnengegaan om zijn gereedschap op te halen. Volgens zijn verklaring was dit heel gebruikelijk binnen het bedrijf en was van een inbraak geen sprake. De werkgever heeft deze stelling niet weersproken. De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Het ontslag is ten onrechte gegeven.

De werkgever is veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag, vermeerderd met de wettelijke verhoging wegens te late betaling. De werknemer heeft daarnaast recht op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Deze vergoeding is gelijk aan het loon over de termijn, dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou hebben voortgeduurd. De kantonrechter heeft ook het verzoek van de werknemer om toekenning van een transitievergoeding toegewezen.

De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer wegens het ernstig verwijtbare handelen van de werkgever in aanmerking komt voor een billijke vergoeding. Bij de vaststelling van de hoogte van deze vergoeding heeft de kantonrechter rekening gehouden met het feit dat de werknemer voor het ontslag op staande voet de arbeidsovereenkomst al had opgezegd. De arbeidsovereenkomst zou dan één maand later zijn geëindigd dan de datum waarop het ontslag op staande voet is gegeven. In dat geval had de werknemer geen recht gehad op verder loon en een transitievergoeding. De werknemer heeft inmiddels ander werk. Deze omstandigheden vormen voor de kantonrechter aanleiding de billijke vergoeding te matigen tot nihil.

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20243256, 11001457 AZ VERZ 24-15 (E) | 27-05-2024